Als je in de lente of in de zomer een diepgroene grasmat, een wilde bloemenweide of een grote moestuin wilt creëren, heb je niet alleen kwalitatieve zaden en planten nodig, maar ook de geschikte grond. We presenteren jou daarom de verschillende grondsoorten en hoe ze verschillen. In ons artikel ontdek je eveneens hoe je de grond moet voorbereiden voordat je gaat zaaien of planten.
De bodem vormt de basis voor onze fauna en flora : ook micro-organismen, regenwormen en kevers stellen bepaalde eisen, net als fruitbomen, bessenstruiken, vaste planten, groenten en gazons. Onze bodems bestaan meestal uit de componenenten zand, klei, kalk, slib, grind en humus.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vier bodemtypes. Daarbij is het gehalte aan zand, slib of klei bepalend om tot één van de vier bodemtypes te behoren :
De indeling in deze vier categorieën is gebaseerd op de verschillende groottes van de afzonderlijke korrels. Zand omvat bijvoorbeeld korrels met een diameter van 0,063 tot 2 millimeter. Korrelgroottes tussen 0,002 en 0,063 millimiter worden beschouwd als slib en alle korrels met een diameter kleiner dan 0,002 millimeter worden klei genoemd. Samengevat : zandgronden hebben de grofste korrelgrootte terwijl klei bijzonder fijn is. Enkel aan klei worden geen specifieke korrelgroottes toegekend. Het is dan ook een beetje ongewoon. In plaats daarvan bestaan leembodems uit ongeveer gelijke hoeveelheden zand, klei en slib. De vier grondsoorten komen trouwens meestal niet in pure vorm voor, maar in vloeiende overgangen.
Samengevat hangt alles af van de mengeling. Als je tuingrond maar uit één component bestaat - bijvoorbeeld uitsluitend uit zand of klei - is deze voor de meeste planten niet geschikt. Wanneer de verschillende ingrediënten echter vermengd zijn, vullen ze elkaar aan.
Daarnaast spelen ook kalk en humus een belangrijke rol : ze zijn namelijk medeverantwoordelijk voor de zuurtegraad, de wateropslagcapaciteit en het gehalte aan voedingsstoffen.
Vooreerst nemen we de zandbodem onder de loep. Zowel zuivere zandgronden als slibrijke zandgronden worden doorgaans gekenmerkt door een zeker gebrek aan voedingsstoffen, een goede ventilatie, een snelle opwarming en een droge structuur. Door de grove korrelgrootte kan regenwater eenvoudig door de zandgrond sijpelen waardoor de grond na korte tijd weer opgedroogd is. De waterdoorlaatbaarheid is dus zeer goed maar het watervasthoudend vermogen zeer slecht. Zandgrond warmt ook vrij snel op, wat het opdrogingsproces versnelt. Door de grove structuur kan er veel zuurstof in de bodem komen. Dit is vooral gunstig voor luchtademende bodemorganismen die de afgevallen en dode plantendelen afbreken. Toch bevat een zandgrond niet veel voedingsstoffen. Dit komt enerzijds door de geringe opslagcapaciteit en anderzijds door de hoge waterdoorlaatbaarheid die ervoor zorgt dat voedingsstoffen worden weggespoeld door het insijpelende water. Een voordeel voor de tuinier is dat zandbodems heel gemakkelijk kunnen bewerkt worden - de planten zullen blij zijn dat er geen risico is op wateroverlast.
Tuintip voor zandgronden : je kan de bodemkwaliteit verbeteren door leemgrond en veel compost met de bodem te vermengen. Dit verhoogt de opslagcapaciteit van water en voedingsstoffen. Zorg er bij het onderhoud van je planten voor dat ze regelmatig water en meststof krijgen. Hierbij geldt : begiet en bemest met mate, maar met regelmatige, kortere tussenpozen. Daarnaast kan een extra laagje mulch verdamping en sterke temperatuurschommelingen voorkomen.
Extra tip : zandbodems bevatten meestal weinig kalk waardoor ze vrij zuur reageren. Dit wil zeggen dat ze een lage pH-waarde hebben. Als je bijvoorbeeld een gazon op een nogal zanderige grond hebt aangelegd, moet je het gazon indien nodig bekalken. We raden je dan ook aan om een bodemanalyse te laten uitvoeren. Die zal uitwijzen welke voedingsstoffen de bodem bevat en hoe de bodemkwaliteit eventueel verbeterd kan worden. De tests voor een dergelijke analyse zijn verkrijgbaar bij tuincentra.
Planttip : zuinige, wilde bloemen of vaste planten zoals grote graslelie, verfbrem, stalkaars, lavendel, naald van Cleopatra, borstelphlox of geel walstro groeien bijzonder goed op lichte, arme gronden.
Zuivere slibbodems zijn zeer zeldzaam. In de meeste regio's vind je eerder zanderige of leemachtige slibbodems. De bodem heeft dan ook andere eigenschappen afhankelijk van het bodemtype.
Een leemachtige slibbodem is vrij humeus en heeft een goede opslagcapaciteit. Bovendien kunnen de planten de bodem goed doorwortelen. Over het algemeen wordt dit als vrij vruchtbare grond beschouwd die geschikt is voor een grote verscheidenheid aan planten. Bij hevige regen kan de bodem echter overbelast worden met water.
Bij zandige slibbodems ligt dit iets anders : de doorlaatbaarheid is beduidend groter, de kans op wateroverlast aanzienlijk kleiner. Een zandige slibbodem slaat iets meer water en voedingsstoffen op dan een zuivere zandgrond - maar voor veel planten is dit niet voldoende. Een beetje humus en een kwalitatieve potgrond kunnen hierbij helpen en de opslagcapaciteit verhogen.
Tuintip voor slibrijke grondsoorten : met een leemrijke potgrond en compost kan je de opslagcapaciteit van een zandige slibbodem verbeteren. Lemige slibbodems daarentegen kunnen met een portie zand worden losgemaakt.
Planttip : heel wat planten zoals rozen, bessenstruiken, fruitbomen of groenten kunnen probleemloos op een leemrijke slibbodem worden geteeld. Op zandige slibbodems voelen zuinige planten zich bijzonder goed.
In tegenstelling tot lichte zandgronden behoren kleigronden tot de "zware bodems". Water kan amper in de bodem dringen en de grond kan nauwelijks worden bewerkt.
In plaats van kwarts- of rotsfragmenten bestaan kleigronden voornamelijk uit fijnkorrelige kleimineralen. Deze hebben het vermogen om water op te nemen en op te zwellen. Het duurt echter lang voordat de grond is opgedroogd en de mineralen weer samentrekken. Er is dus geen ruimte meer voor zuurstof. In plaats daarvan neemt het risico op dichtslibbing en wateroverlast toe. Als de kleimineralen na lange tijd weer opdrogen, zullen ze krimpen maar worden ze daarbij extreem hard. Hierdoor wordt het moeilijk om de bodem te bewerken.
Hoewel dit bodemtype een goed watervasthoudend vermogen en een hoog gehalte aan voedingsstoffen heeft, heeft dit voor de planten weinig nut : de kleine kleideeltjes binden water en voedingsstoffen zo goed dat ze nauwelijks toegankelijk zijn voor de planten. Kleigronden worden ook wel "koude gronden" genoemd omdat ze - in tegenstelling tot zandgronden - zeer langzaam opwarmen maar ook heel langzaam afkoelen in de herfst.
Zuivere kleibodems zijn dan ook moeilijk te bewerken. De plantenwortels kunnen nauwelijks in de dichte grond dringen en ook de verluchting laat te wensen over. Hierdoor voelen veel micro-organismen zich niet prettig op zware kleigrond. Ze kunnen dus niet meer groeien op een kleigrond met meer dan 75% klei. Bij slibklei ziet het er net iets anders uit omdat het slibcomponent zorgt voor een zekere doorlaatbaarheid en zo de zware kleigrond een beetje losgemaakt wordt. Toch kost het wat moeite om de bodemkwaliteit te verbeteren.
Tuintip voor kleigronden : bevat je tuinbodem veel klei, dan moet de grond regelmatig worden opgegraven om deze los te maken. Daarnaast kan je er een portie zand en humus in vermengen. Door de diepere grondlagen - die grovere stenen, zand en grind bevatten - te draineren, kan je wateroverlast voorkomen. De installatie van een drainagebuis is eveneens heel doeltreffend.
Planttip : op middelzware, leemachtige kleigronden met een kleigehalte van 25 tot 45% kunnen allerlei plantensoorten zoals fruitbomen, struiken of groenten groeien. Omdat de grond in het voorjaar echter vaak nog vrij koel is, raden we je af om vroeg te zaaien. De meeste zaden geven de voorkeur aan een warme en vochtige omgeving in in plaats van een koude en vochtige plaats. Wortelen en aardappelen houden van een zandige, drogere en warme bodem.
Leembodems bestaan uit een mengeling van ongeveer gelijke hoeveelheden klei, slib en zand en combineren zo de verschillende eigenschappen. In tegenstelling tot lichte zandbodems en zware kleibodems spreekt men hier van een "middelzware bodem". Die is als het ware de gulden middenweg.
De waterdoorlaatbaarheid is dankzij het zandgehalte goed, maar door het kleigehalte wordt ook veel water vastgehouden in de bodem. Planten kunnen goed door de bodem wortelen en genieten van voldoende verluchting. Daarnaast bevat de bodem vaak veel voedingsstoffen doordat die gemakkelijk kunnen worden vastgehouden. Door de middelzware structuur kan de grond goed bewerkt worden. Hier wordt wel iets meer inspanning gevraagd dan bij een zandgrond.
Tuintip voor leembodems : als je al enkele jaren planten met een gemiddelde tot hoge voedingsbehoefte op een kleigrond hebt aangeplant, kan het zijn dat de planten de voedingsstoffen hebben opgebruikt. Daarom raden we je aan om in het voorjaar bijvoorbeeld een portie meststof met langdurige werking toe te dienen aan je struiken, groente- of fruitplanten. Indien nodig kan je een vloeibare meststof toepassen.
Planttip : leem wordt beschouwd als heel vruchtbaar en is in principe geschikt voor alle gekweekte planten. Afhankelijk van het type planten kan je de grond vóór de aanplanting met een beetje zand vermengen of verrijken met een portie humus.
Kwalitatieve substraten voor moes- en siertuin