Zo ga je te werk
Planten hebben de eigenschap dat ze vanuit slechts enkele cellen kunnen regenereren en kunnen uitgroeien tot een nieuwe plant. Kamerplanten vermeerderen is echt niet moeilijk en daarmee bespaar je ook heel wat geld. En is het geen leuke gedachte dat je je groene lievelingsplant met vrienden kan delen of zelf je eigen plantenfamilie op de vensterbank kan laten groeien? Hier leer je welke planten geschikt zijn om te vermeerderen en op welke manier je dat kan doen.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen generatieve en vegetatieve vermeerdering.
Generatieve vermeerdering verwijst voornamelijk naar groente- of kruidenplanten die worden gezaaid. Zaden combineren de genetische samenstelling van twee ouderplanten. Hierdoor ontstaat een nieuwe genetische combinatie. Bij sommige planten is het ook mogelijk om zaden te verkrijgen door zelfbestuiving zonder de combinatie van het genetisch materiaal. Voortplanting via zaden is slechts in zeldzame gevallen mogelijk bij groene planten en niet zo doeltreffend als vegetatieve vermeerdering.
Vegetatieve vermeerding daarentegen vormt een genetisch exacte kopie van de moederplant, waardoor alle eigenschappen behouden blijven. Dit type van vermeerdering kan via uitlopers of stekjes en wordt vaak gebruikt bij kamerplanten.
Vrijwel alle groene planten kunnen (vegetatief) worden vermeerderd. Bij sommige planten werkt dit niet erg betrouwbaar via stekken of dochterplantjes. Die planten kan je vermeerderen door gewoonweg de kluit te delen.
Volgende planten kan je via stekjes vermeerderen :
Het ideale moment om je kamerplanten te vermeerderen is in de vroege zomer, dus van april tot juni. Vanaf midden maart begint de groeifase van de planten en zo kunnen de stekjes sneller en beter groeien.
Later op het jaar is de zon vaak te sterk voor de zachte stekjes. Daarom is de hoogzomer niet ideaal. De lente is eveneens ideaal om te verpotten. Dit laat je toe om je planten grondig te onderzoeken. Je zal daarbij snel opmerken welke plant al lange zijscheuten heeft gevormd die geschikt zijn voor vermeerdering. Het is ook mogelijk om je plant tijdens het verpotten te delen.
Gebruik altijd een scherp en gedesinfecteerd mes om de stekjes af te snijden. Zo dringen er geen kiemen in het snoeivlak. De ideale standplaats voor stekjes is een lichtrijk plekje zonder direct zonlicht. Onthoud dat nieuwe plantjes meer licht en warmte nodig hebben dan hun moederplant.
Babyplantjes zijn kleine zijscheuten aan een plant die hun eigen wortels ontwikkelen. Ze kunnen direct op de hoofdstam van de moederplant of direct daarnaast in de potgrond groeien. Babyplantjes worden automatisch bij planten zoals graslelies, vetplanten en pilea's gevormd, waardoor deze planten heel gemakkelijk kunnen vermeerderd worden.
Een babyplant kan van de moederplant verwijderd worden zodra de eerste blaadjes zijn gevormd. Haal het plantje voorzichtig van de moederplant zonder de fijne wortels te beschadigen. Plaats het babyplantje vervolgens in een pot met stekgrond en geef lichtjes water.
Als de babyplant nog geen wortels heeft gevormd, kan je die in een glas water plaatsen om ze daar te laten ontwikkelen. Ververs het water om de twee tot drie dagen. Zodra de eerste wortels zichtbaar zijn, kan je de babyplant in een separate pot met stekgrond aanplanten. Dan is het ook belangrijk dat de babyplant regelmatig water krijgt. Gebruik steeds een kleine hoeveelheid water. De potgrond mag niet te vochtig zijn.
De vermeerdering via stengelstekken is wat makkelijker maar alleen mogelijk met een paar planten. Stengelstekken zijn geen zelfstandige planten en hebben geen eigen wortels. Zoek een scheut die al één of twee bladeren heeft - een scheut met pas gegroeide blaadjes is ideaal. Snijd de scheut voorzichtig af, ongeveer vijf tot tien centimeter onder het blad en plaats die in een glas water
Ook hier moet je het water om de twee tot drie dagen verversen en het glas op een lichtrijke, warme plaats stellen. Na ongeveer drie weken zijn de eerste wortels gevormd. Nu kan je het stekje in een pot met verse potgrond aanplanten. Let erop dat het stekje niet te lang in het water mag staan. De wortels vormen dan namelijk klonten en kunnen daardoor maar moeilijk in de grond groeien.
Een derde manier om van één plant meerdere planten te maken, is door afleggers. Dit werkt vooral bij planten met lange scheuten zoals klimop of graslelie. Vul een pot met potgrond en plaats die naast de pot van de moederplant. Buig de lange scheut naar de nieuwe pot zonder deze van de moederplant te verwijderen.
Zo kan de aflegger gebruik maken van de energie van de moederplant om zelf wortels te vormen en hiermee heb je ook een grotere kans op succes. Wanneer er na enkele weken wortels verschijnen, kan de aflegger van de moederplant worden verwijderd.
Marcotteren is een andere manier van planten vermeerderen. Hier worden de wortels nog steeds gevormd op de moederplant (uitlopers). De Monstera is heel geschikt voor deze methode. Maak met een scherp mes een schuine snede op 1/3 van de hoogte van de scheut. Vul de snede op met een takje zodat het snijvlak niet dichtgroeit.
Wikkel vervolgens bevochtigd mos rond de inkeping. Mos is voor deze manier van vermeerderen ideaal. Het slaat veel water op, is heel licht en bevordert de wortelgroei. Bevochtig het mos de daaropvolgende weken regelmatig zodat het vochtig blijft. Na ongeveer drie weken zouden zich wortels in de opening moeten hebben gevormd. Dit is het juiste moment om de scheut volledig los te maken van de moederplant en deze in een eigen pot met stekgrond aan te planten. Veel succes!
Hier kom je meer te weten over de verzorging van je kamerplanten
De ideale verzorgingsproducten voor je kamerplanten