Vaste planten goed verzorgen

Voorjaar
In het voorjaar moet je de bladeren uit het bed verwijderen en bloeiwijzen en bladeren die bevroren zijn geweest, afsnoeien. Snoei bij hoge planten de scheut van vorig jaar terug tot aan de bodem. De onderste bladeren laat je zitten. Het is belangrijk dat verse, jonge scheuten niet in hun groei worden gehinderd door de verdorde scheuten van vorig jaar. Lange grassen 'kam' je. Dat is de enige manier om dode halmen uit het gewas te verwijderen.

Zomer
Iedere vaste plant heeft in principe een andere verzorging nodig. Als je bossalie, ridderspoor en lupines na de eerste keer bloeien tot aan de grond terugsnoeit, bloeien ze de tweede keer zeer overvloedig. Sommige vaste planten produceren zoveel zaad dat ze zich binnen de kortste tijd overal in de tuin verspreiden. Dit zijn onder meer akelei, vingerhoedskruid en toorts. Als je dit type vaste planten in toom wilt houden, moet je ze op tijd snoeien, nog voordat de eerste zaden zijn gevormd. Bodembedekkers en kussenvormige vaste planten kan je tot op 1/3 tot 2/3 inkorten. Ze lopen dan weer opnieuw uit en worden veel dichter. 
Enkele vaste planten genereren veel zijknoppen en groeien sterk, bijvoorbeeld asters en chrysanten. Maar hoe hoger ze worden, hoe labieler. Bovendien ontstaan er grote kale plekken onderin de planten. Door ze te snoeien blijven ze compacter en stabieler en krijgen ze meer bloemen. Daarvoor snoei je, zodra een plant 1/3 van de uiteindelijke hoogte heeft bereikt, de bovenste 2 tot 5 cm van de scheuten af.

Herfst
Snoei je planten terug tot iets boven de grond. Op die manier creëer je ruimte voor nieuwe scheuten in het volgende voorjaar, voorkom je schimmelziekten en verhinder je uitzaaien. Verwijder vervolgens het onkruid en leg een dunne laag compost om de planten heen.  

Winter 
We raden je aan om over bodembedekkers een bladerdek te leggen, om ze tegen vorst te beschermen. Dat bladerdek verwijder je weer in het voorjaar.